Een woelende dochter die mijn slaapmatje aanzag als haar kussen, een eend die al snaterend rondjes zwom en een man die veel te vroeg een kettingzaag ter hand nam. Zo lekker sliep ik niet. Maar de rest van de dag kwam niet eens in de buurt van survivallen, alles liep als een geoliede machine.

Een goede start door lekker met de Vlaamse campingbuurvrouw te klagen over de snaterende eend. Je moet op een natuurcamping toch ergens over klagen. Zij meende dat pubereend vannacht te laat was thuis gekomen en mams eend zenuwachtig naar haar op zoek ging door haar te roepen. Een aannemelijke theorie voor de herrie. 

Terwijl ik met de buurvrouw stond te kletsen, had Maithe de slaapspullen opgeruimd en de tent eigenhandig opgevouwen. Dit gedrag moet je stimuleren, dus ik gaf de Belgen nog wat extra tips wat te doen in de omgeving, zodat Maithe ook maar aan de tweede tent begon. Binnen mum van tijd zat de hele bups weer in de kano. Bij een trekschuitje konden we niet al te lastig het water in. Er stond een zonnetje, prima temperatuur. We sneden een klein stukje van de Linge af, om campingtechnische redenen. Hierdoor kwamen we op een watergang, waar helemaal niemand was. Geen boten, mensen of huizen te bekennen. Alleen wij met onze fluitstermotor, sup en alle dieren en natuur om ons heen. Dat is eigenlijk iets, wat ik in Nederland niet zo ken, maar er dus wel degelijk is. Echt genieten! 

Maithe was vandaag de verkenner op de sup en binnen een uur waren we er al. Exact voor de deur van de zorgboerderij, alias manage, alias boerencamping was een prachtig rietvrij stukje, waar we de kano zo op het land konden trekken.

De campingeigenaar is iemand die een bijzondere mix heeft van geen blad voor de mond nemen en een enorme hartelijkheid. Ze zag ons aankomen, wierp een blik op onze kano en liet weten dat je hier echt niet kan kanoën. Toen we aangaven dat dat toch precies was, wat we net hadden gedaan door te klunen over een dijk, kwam er een blik van ongeloof en waardering op haar gezicht. Dan zouden wel dorst moeten hebben, vond ze. En ze zette een van de deelnemers van de zorgboerderij aan het werk om ons te voorzien van chocola en frisdrank. 

Inmiddels waren we aardig door onze proviand heen. De crackers kwamen ook wel aardig onze neus uit. We hadden gehoopt dat ze op de zorgboerderij wel iets eetbaars zouden verbouwen, maar verder dan eieren kwamen ze niet. De eigenaar bood ons de inhoud van haar eigen koelkast aan, want dichtbijzijnste supermarkt was 5 kilometer. Oh, ik kon ook wel een fiets lenen, maar alleen om half 3. Haar man was namelijk in ontkenning dat hij slecht liep en daarom steeds zijn fiets gebruikte, maar om half 3 had hij pauze en dan kon het wel even. Ze liet wel even zien, waar die stond. We liepen een enorme schuur binnen met werkelijk overal hokken met dieren. Kalkoenen, duiven, cavia’s, paarden, een varken en zelfs een ezel. Een ezel die die avond weigerde om met ons op de foto te gaan, door steeds weg te lopen als de zelfontspanner zover was. Daar tussen die dieren vond de eigenaar nog een andere fiets, door spinnenwebben behangen, die ik ook voor half 3 mocht gebruiken. Prima ding, overigens. 

Al fietsend naar de supermarkt herinnerde ik me iets wat me al eerder verwonderde. Door de afhankelijkheid die wij nu hebben, moeten we relaties aangaan, die we normaal niet nodig zouden hebben.  En dus ook nooit zouden krijgen. Het valt me op, dat zodra de ander ziet dat ze iets voor ons kunnen doen, (bijna?) iedereen hiertoe bereid is. Een onbekende vrouw met een hond die we tegenkwamen, bood ons haar achtertuin als slaapplaats aan (maar woonde helaas te ver uit de richting). De campingeigenaar wilde ons de broodjes en de noodlesoep uit haar eigen kast geven. En fietsen, die worden zonder vergoeding zomaar aan ons uitgeleend. Het is echter een dunne lijn waar dit oké voelt en waar het ongemakkelijk gaat voelen. ‘s Avonds wilde ik mijn telefoon opladen in het sanitairgebouw, waarop de nieuwe campingburen aangaven dat dit wel bij hen kon. Fijn! Vervolgens had ik tape nodig om te voorkomen dat er morgen een pak rijst door mijn hele tas zou gaan. Wederom schoten buren ons te hulp. Fijn! Een technische buurman hielp Harald met een klein ongemakje aan de motor. Fijn, maar wordt wat ongemakkelijk. Ik liep met natte was naar de tent om dit op te hangen, maar een buurvrouw tipte me dat het kon gaan regenen. Een andere buurvrouw kwam al met een rekje aangesneld en vond dat ik de was maar onder haar overkapping moest hangen. Erg lief bedoeld, maar alles bij elkaar is dit teveel. 

Ik ben graag onafhankelijk, ben ook zeker niet te beroerd om redelijk onbaatzuchtig de helpende hand uit te steken naar anderen. Maar dit is ook de veilige kant van het spectrum, want hij is voorspelbaar en ik heb controle. Nu ben ik meer afhankelijk (al kan ik zo een taxi naar huis nemen). Dat helpt me om het goede en behulpzame in anderen te ervaren. En dit laat me voelen dat dit over kan gaan in teveel zorg, waar het mijn eigen oplossend vermogen, zelfredzaamheid en waardigheid aantast en ongemakkelijk wordt.